De vergeten personen drijven boven

Sinds 1969 heb ik heel wat afgeschreven voor diverse tijdschriften, in boeken, voor kranten en voor internetsites. Al met al duizenden en nog eens duizenden pagina’s voornamelijk over de historie van de radio. Hierbij is het zeker noodzakelijk zeer goed gedocumenteerd te zijn via een archief bestaande uit documentatiemateriaal en fotomateriaal. De zeezenders zijn in de loop der jaren ook uitgebreid aan bod gekomen, waarbij enorm veel grote en kleine facetten van de historie voorbij kwamen. Toch verschijnen er nog vaak zaken, die niet eerder werden gepubliceerd. In het Hans Knot International Radio Report verschijnen telkens nieuwe foto’s en korte herinneringen, die zo verrassend zijn dat ze automatisch andermaal herinneringen, waar dan ook ter wereld, oproepen. Omdat voornoemde Radio Report de wereld rond gaat probeer ik, mede met mijn grote archief op de achtergrond, altijd zo precies mogelijk neer te zetten hoe het één en ander is gebeurd. Tevens met de vele honderden contacten, die er zijn, met mensen die betrokken zijn geweest bij de stations zoals beschreven in het Hans Knot International Radio Report – archief op www.hansknot.com - is het altijd weer mogelijk de puntjes op de ‘i’ te zetten. Maar soms kom je tot zeer verrassende zaken, die mij en anderen zeer verbazen.

Als volger van de geschiedenis van Radio Veronica heb ik sinds april 1960 het station zo veel mogelijk van nabij gevolgd. Daarbij zijn vanaf de start van het radiostation in internationale wateren vele aantekeningen gemaakt, vele krantenknipsels ingeplakt en honderden uren vastgelegd op recordertape. De hoeveelheid namen van betrokkenen bij het station is enorm groot. Immers waren er niet alleen de aandeelhouders, technici en deejays aan land, de directieleden, de meiden van de discotheek, de reclamemensen, de drive in show lieden, tante Erna, de jongens aan boord en ga zo maar door, maar ook de onbekenden die misschien maar één keer werden vermeld. In april van dit jaar werd ik plots verrast met het ontvangen van een e-mail waarin een zekere Dave Rehl me meldde dat in een recent verschenen publicatie van Auke Kok ‘Dit was Veronica’ op geen enkele manier melding werd gemaakt van de betrokkenheid bij het project ‘Radio Veronica vanaf zee’ van zijn Opa en twee zonen. Zeer verbaasd heb ik het bericht gelezen en ook Juul Geleick, die de Veronica Story vanuit het hart van de toenmalige organisatie beheert en openbaart. De naam is ons beiden ‘nietszeggend’. Was het dan logisch dat in alle, tot nu toe verschenen boeken over de geschiedenis van Nederlands meest populaire zeezender, niets terug is te vinden over Opa Günter en zijn zonen?

Een vraag die reden genoeg was eens te kijken in ‘De Veronica Sage’, een heel vroege publicatie van Gerth van Zanten. Journalist uit de Telegraaf hoek die vooral de eerste jaren van Radio Veronica in zijn boekje uitgebreid heeft beschreven. Niets te vinden; met geen enkel woord, worden de Herrmann’s beschreven. Terug denkend aan de begin jaren zestig komt de herinnering boven dat inderdaad altijd dezelfde namen terugkeerden, als het om de opbouw van Radio Veronica ging. Natuurlijk draaide de organisatie om een aantal mensen dat erg belangrijk was. Denk aan Slootmans, Krant, de Verweij’s, Oswald en Jürgens – om maar een paar te noemen. Maar ook waren de uitvoerders belangrijk, de harde werkers die het meer dan 8 uur per etmaal uitvoerende werk verzorgden. Vanaf het moment, helemaal terug in 1959, toen het voormalige lichtschip Borkum Riff in de haven van Emden met veel voor en ook tegenspoed werd ingericht. Dit om te komen tot het allereerste commerciële radiostation in internationale wateren dat zich zou gaan richten op de Nederlandse bevolking. Niet alleen om eigen producten en die van anderen te promoten, maar ook als tegenhanger op de starre publieke omroep, die nauwelijks de liefde van het luisterpubliek kon halen.

De details, die kleinzoon Dave Rehl me stuurde, waren informatief voor degene die niets wist over de vroege historie van het bedrijf. Zo meldde hij me ondermeer: ‘De Verweij familie bestaande uit drie broers Bull (Hendrik), Dirk en Jaap. De eerste directeur was echter Henricus Oswald en deze was niet correct in het spel. Hij was het lek welk elke keer, wanneer een deel van de zender klaar was, deze informatie doorspeelde aan de PTT. Volgens overgave deed hij dit om bepaalde personen uit de organisatie te krijgen. Mijn opa is vervolgens al zijn materialen, die hij nodig had, bij Loe Lap in Amsterdam gaan kopen. Dit met medewerking van de heer Slootmans, die financieel verantwoordelijk was bij het station en in zijn ogen ook betrouwbaar. Mijn oom, waar ik nu alle info van krijg, herinnert zich ook Max Groen de eerste omroeper van Radio Veronica.’

Kijk, verrassend voor een ieder die Radio Veronica in de loop van de afgelopen decennia heeft gevolgd, duiken hier plotseling drie nieuwe personen op, die niet eerder in boekvorm of in verhaal vorm voorbij kwamen. Het gaat dus om twee personen met de naam ‘Günter Herrmann’, een vader en een zoon. Daarnaast was er een tweede zoon met de naam ‘Dicky’. Günter junior en Dicky (Jan) leven nog en zijn dus beide ooms van Dave, die de informatie stuurde. Zijn oom heeft het één en ander vertelt. Te beginnen in 1959 toen ze beiden waren betrokken bij het inrichten van het eerste zendschip van Radio Veronica dat toen nog de VRON heette, de Borkum Riff. Dit voormalige lichtschip werd aangekocht in Emden bij Schrottverwertung G.m.b.H en de rekening werd op 7 november 1959 opgemaakt waarbij een totaalbedrag werd ingevuld van DM 68.910.55. Om de werkzaamheden zonder al te veel pottekijkers te laten verlopen werd er op het schip een bord met de tekst ‘Zutritt streng verboten’ aangebracht. Het lichtschip was daarmee in handen gekomen van een Vereniging van Radio Handelaren. De VRON en Anstalt Veronica werden als ondernemingsnamen vastgelegd, ondermeer in Liechtenstein. Vreemd genoeg werd de Borkum Riff later weer door Slootmans verkocht aan ene Louis Debocq uit Den Haag. Dit gebeurde op 1 juni 1960 voor een bedrag van fl 25.000,-- via Notaris Van Gelder uit Amsterdam. Een bedrag aanzienlijk lager dan de aankoopsom van het schip. De verkoopakte is bewaard gebleven en ligt bij de Stichting Norderney in het archief.

Dicky stelt dat Günter sr en jr. de werkelijke leiding hadden over de ombouw tot zendschip in Emden. In totaal waren er aan boord tijdens de inrichting acht vaste krachten. Allereerst werd de scheepshuid gemeten waaruit bleek dat de dikte van het plaatwerk meer als voldoende was. Zelfs 150% dikker dan een het plaatwerk van een doorsnee coaster uit die tijd. Het eerste deel van de zender werd ook daar in elkaar gezet maar kon niet worden getest. De oscillatoren, de verdubbelaars, de hoog frequent versterkers en de modulatie versterkers konden getest worden maar de antennes konden er niet geplaatst en getest worden. Dit was streng verboden en zij hielden zich aan de regels, want zij waren te gast in Duitsland. Andermaal een herinnering van oom Dicky: ‘Het bouwen van de antenne was een probleem op zichzelf, daar men op zee een heel ander werk en straal gedrag van een antenne krijgt. Theoretisch is alles te berekenen maar de praktijk wijst vaak anders uit. Ook diende de elektrische installatie aan boord geheel verbeterd en uitgebreid te worden. Volgens de auteur van het boek de Veronica Sage heeft niet alleen inbeslagname van apparatuur door de overheid tot vertraging gezorgd maar heeft er aan boord in de Emden periode een brand geheerst in de elektronische installatie. De schade die het toen op liep was rond de 3500 gulden. Over geld gesproken, de bemanningsleden en technici werden in die Emden tijd betaald op voorschot en wel door de KIM Rijwielfabriek, waar ze tijdelijk op de loonlijst stonden.

In het boek van Gerth van Zanthen, uit de midjaren zestig van de vorige eeuw, valt iets meer te lezen omtrent het al dan niet uitvoeren van zenderbouw in de haven van Emden. Nobert Jürgens, die volgens van Zanthen de leiding aan boord had tijdens de verbouwing, kreeg in de maand maart 1960 contact met iemand van het Funkamt Emden en vroeg hem of er ook een vergunning voor het bouwen van een zender aan boord van het schip in de haven nodig was. De man in kwestie stelde in eerste instantie dat de autoriteiten zich in principe niet bemoeien met wat er gebeurt aan boord van buitenlandse schepen. Niet veel later werd door een koerier een brief gebracht van het Funkamt van Hamburg. Daarin werd verklaard dat het niet toegestaan werd aan zenders te bouwen in de haven van Emden. Tevens werd in de brief aangekondigd dat er binnen 24 uur inspectie kwam. Dit laatste gebeurde ook en de technici kregen opdracht bepaalde onderdelen, waaronder een eindtrap, te demonteren. Vervolgens mocht men wel bepaalde onderdelen aan boord blijven behouden, zolang het maar niet een complete zender zou zijn. Wel was het wenselijk, met de door de autoriteiten gestelde eisen, vervolgens zo snel mogelijk de haven van Emden te verlaten en naar open zee te gaan. Men charterde een Britse sleepboot, de ‘MV Guardsman’, waarvan de bemanning de opdracht kreeg het voormalige lichtschip te verslepen naar Southampton, waar het de bedoeling was dat de stoomketel van de Borkum Riff zou worden vervangen door een dieselmotor.

Maar alvorens de sleep echt kon begingen, was het bijna een week later, dit daar zowel de Duitse als Nederlandse autoriteiten dwarslagen. Papieren die opeens, tijdens het Paasreces, noodzakelijk waren en waarvoor naar Frankfurt gereisd diende te worden. Een aan de ketting leggen van het toekomstige zendschip in opdracht van ‘Den Haag’ zonder dat de Consul in Emden op de hoogte was van de reden en veel meer zou er gebeuren alvorens daadwerkelijk naar internationale wateren kon worden vertrokken. Dit alles en meer is uitgebreid beschreven in de voornoemde publicatie van Van Zanthen rond pagina 51 t/m 57. Uiteindelijk zou de Borkum Riff gesleept door de Guardsman toch de internationale wateren voor de Nederlandse kust bereiken, waar de sleepboot ter hoogte van Noordwijk haar sleep verloor. Vervolgens was het de Borkum Riff die op eigen stoom verder ging richting haar eerste ankerplaats ter hoogte van Katwijk. Ellen van Eck en Max Groen presenteerden de eerste programma’s, die er op een niet complete zender werden uitgezonden. Oswald verklaarde destijds in een interview dat deze eerste uitzendingen er slechts met één kilowatje eruit gingen en dat de uitzending werkte op de zogenaamde eerste trap. Desondanks waren de signalen met gemak tot voorbij Amersfoort te ontvangen. Ook stelde hij dat de volgende trappen in de weken daarna zouden worden geïnstalleerd.

Het toenmaals ‘toekomstige verlengen van de zendinstallatie’ brengt me weer bij de familie Herrmann, die zelfs uitbreiding kreeg aan boord van het zendschip Borkum Riff. Dave schreef uit de gedeelde herinneringen met zijn oom Dicky: ‘De zender van Radio Veronica was in het begin in de lucht met een vermogen van 1 kW dit gekoppeld met een zogenaamde klasse B versterker. Er kwam nog een derde familielid de bemanning versterken en het was de zoon van Günter Sr, Jan Herrmann, die ook vaak Dick(y) werd genoemd. Deze ging direct na zijn dienstperiode, die hij in de Koninklijke Luchtmacht doorbracht, ook voor Radio Veronica werken.Vanaf die periode zijn zij gedrieën, Günter sr., Günter jr. en Jan Herrmann begonnen met het verbeteren van de zender. Deze werd gewijzigd van een 1kW naar een 2,5kW vermogen en de modulatie versterker werd een klasse A. Tevens werden de antennes aangepast en werden meer capacitief als inductief ingesteld. Hierdoor werd het effectieve rendement verbeterd en de kwaliteit van het geluid kon toen wedijveren met deze van de toenmalige FM zenders.’ Deze laatste opmerking wordt echter weer betwijfelt door andere geraadpleegde technici die bij Radio Veronica hebben gewerkt.

Ook hadden de Herrmann’s nog herinnering aan de studioapparatuur: ‘De aanwezige recorders waren een mengelmoes van Grundig en Wolenzak tape apparatuur. Dit werd allemaal gestandaardiseerd naar Telefunken 7,5``/sec ofwel de voor ons in Nederland bekende snelheid van 19 cm per seconde. Uiteraard was men genoodzaakt speciale filters te ontwerpen, dit om frequentie parasieten te onderdrukken. Ook moesten de draaitafels worden afgeschermd tegen magnetische en hoog frequente stralingen. Dit had allemaal invloed op de magnetische bandjes welke allemaal van te voren in Hilversum werden opgenomen.’ Aldus Herrmann. Deze laatste opmerking inzake de draaitafels moet waarschijnlijk geweest zijn bij een ander technisch project waarbij Günter Herrmann betrokken is geweest. Aan boord van het zendschip Borkum Riff heeft nooit een draaitafel gestaan. Altijd werd er, wanneer er in noodgevallen van boord werd uitgezonden, gebruik gemaakt van op band opgenomen platen. Op de bij dit verhaal geplaatste foto’s is ook in de studio geen enkele draaitafel te zien. De voornoemde afscherming moet er wel komen maar niet voor de draaitafels maar voor de Telefunken M24 recorder.

De oom van Dave heeft het nodige verteld in de loop der tijden over de pioniersperiode van Radio Veronica, hetgeen zijn neef geraakt heeft getuige het volgende: ‘Het waren destijds spannende tijden. Men werden vaak achtervolgd door de PTT, de Douane en de Marechaussee. Zij zijn vele malen onderzocht gedurende hun reizen maar men heeft hun nooit met materiaal kunnen betrappen, daar zij veel hulp kregen van hun medepassagiers die in de bussen, treinen of de trams zaten. Het Nederlandse publiek was zeer sympathiek tegenover hun en hebben ze altijd bijgestaan. Naast het bouwen van de zender, was Jan Herrmann ook in noodgevallen disk jockey. Gedurende een storm of met slecht weer kon het vaak voorkomen dat zij geen programma van het vaste land hadden gekregen en moest men met een eigen programma komen en/of aanpassen van oude programmatapes. Tineke werkte toen al in Hilversum en was verantwoordelijk voor het in kaart brengen van alle grammofoonplaten met een bijpassend verhaal. De jongens van het eerste uur waren ondermeer: Arie den Dulk, Ruud Doets en Arie de Ruiter. Uiteraard waren er meer mensen verantwoordelijk, maar die namen zijn door de jaren heen binnen de familie ontschoten.’

Dave herinnert zich de verhalen uit de familie goed en gaat terug naar zijn opa’s verleden van ver voor de start van Radio Veronica: ‘Mijn grootvader had zeer veel ervaring met het bouwen van zenders en was opgeleid bij het PTT radiolaboratorium, die ervaring heeft hij opgedaan in Indonesië. In dat land zat mijn grootvader gedurende de Japanse bezetting reeds bij de ondergrondse, terwijl zijn gezin in Japanse kampen zat. Mijn grootvader heeft toentertijd, 1943 een kleine zender gebouwd waarmee de groep contact had met Australië en men daar de strijdkrachten op de hoogte hield met het reilen en zeilen van de Japanse strijdkrachten in de Preanger. Direct na de afloop van de Tweede Wereldoorlog is mijn grootvader begonnen als zendamateur en was hij bekend onder zijn roepnaam PK1GC. Jan Herrmann was uiteraard opgegroeid tussen de elektronica en in dienst van de Koninklijke Marine heeft hij een opleiding Radar en Micro Wave communicatie gevolgd, waar hij radio- en radar monteur was. Zijn broer Günter was Fijn Metaal bewerker (fijn mechanische technieken).’

Prachtige herinneringen aan de begindagen van Radio Veronica meer dan 45 jaar na dato opgehaald dankzij het nieuws medium ‘Internet’. Noch de oprichters van Radio Veronica noch de familie Herrmann had ooit kunnen bedenken dat door dit nieuwe medium zo vele jaren later alsnog de drie familieleden de eer krijgen die men in de diverse gepubliceerde boeken over Radio Veronica’s geschiedenis heeft gemist. Dave heeft keurig foto’s meegestuurd ter bewijsvoering dat de drie familieleden daadwerkelijk aan boord van de Borkum Riff hebben gewerkt maar tevens enkele krantenknipsels, die ons mee terug nemen naar een aantal bezoeken aan de Borkum Riff, allereerst door een verslaggever van Het Parool op een zomerse dag in het jaar 1961!

De verslaggever zette in zijn eerste zin neer hoe het schip, bij aankomst met een tender, eruit zag: ´Twee hoge masten op een paar honderd bruto register ton. Goed in de verf en goed in de tuig. Dàt is Veronica, vijf mijl uit de kust, recht voor de Scheveningse haven.’ Direct daarna zette hij de bemanning neer alsof de harde werkers een lui leventje hadden aan boord van het voormalige lichtschip, dat muzikale klanken over een deel van Nederland verspreidde. ‘Aan boord zes man, die zeven maal vierentwintig uur lang niets anders hebben te doen dan de stroomvoorziening aan boord en dus de generatoren op gang te houden. De zendapparatuur van de piratenzender Radio Veronica te onderhouden en te verdelen. Verder de draaiende bandrecorders in de gaten te houden en het dek te zwabberen. Na zeven dagen worden ze afgelost door zes anderen en kunnen een week aan de wal gaan, naar huis. Zo gaat het al veertien maanden lang, week in en week uit.’

Luisteraars uit die tijd, die het station al op de radio ontvanger hadden ontvangen en die tevens lezer van het Parool waren, moeten toch de indruk bij het lezen van dit verhaal hebben gekregen dat het een saaie bedoeling moet zijn een week aan boord van zo’n zendschip te zitten. Laten we het verhaal even verder volgen: ‘In de mast geen zwarte vlag met doodshoofd en gekruiste botten. Aan boord geen woeste piraten maar een kapitein, een machinist, een kok, twee technici en een ‘bandjesdraaier’, die er bepaald niet op uit zijn het odium van piratendom te houden.’ Tja, een groot schip afgemeerd aan vier zwarte kettingen met een rustige bemanning, de journalist moet toch een hele andere voorstelling hebben gehad, op weg naar internationale wateren.

Bij aankomst aan boord was het rustig en stralend weer en bij dood tij kon er zelfs gezwommen worden. De journalist kreeg een bemanningslid mee in het onderwerp ‘verveling’: kok Maarten Klein kwam tot de volgende uitspraak: “Bij dit weer is de verveling aan boord het ergst. Zwemmen en bruin worden heeft zo langzamerhand ook zijn attractie verloren. En het beste wat je weet te doen is een brief te schrijven, die dan wel eens door een langskomende logger wordt meegenomen.’ De journalist, waar helaas de naam niet van bekend is, moet een ware ervaringsdeskundige zijn geweest want na één bezoek aan het schip schreef hij: ‘Houdt het mooie weer echt lang aan dan krijgen de Veronica mannen onderling steevast ruzie om de kleinste onbenulligheden. De beste uitkomst is dan slecht weer, want dan heb je wat te redden.’

Er was op de dag van het bezoek van de journalist tenminste één persoon aan boord van de Borkum Riff die geen last van het zomerse weer had. En dat was tevens één van de hoofdrolspelers van dit verhaal. ‘Geen last van het mooie weer heeft chef technicus Günter Herrmann uit Amsterdam. Hij is zoon van een Duitse vader en een Indonesische moeder. In Indonesië groot gebracht en opgeleid bij het PTT laboratorium aldaar. Hij praat graag en veel over zijn werk op de Veronica. Günther: “De zender, zoals die nu aan boord staat, is nagenoeg geheel het werk van mijn twee zoons en mij. Dick, twintig, is radar monteur. Mijn zoon Günther (18) is fijnmetaalarbeider. Met z’n drieën hebben we een werkplaats aan boord van de Veronica ingericht en hebben vervolgens de zender stukje voor stukje opgebouwd, nadat de kant en klaar zenders diverse malen aan land in beslag waren genomen.”

Rond de tijd van het interview werd er door het drietal hard gewerkt aan verdere uitbreiding van het vermogen van de zender hetgeen Günter tot de volgende uitspraak bracht: “U moet het niet onderschatten want terwijl we werken en experimenteren moeten we ook in de lucht blijven.” Ook maakte Günther sr. meer bekend over de toekomst van het gezin en de doorzettingsvermogen van de eigenaren van Veronica: “Over enige tijd gaat het gezin naar Amerika emigreren. Nederland is voor ons een te eng en te koud land. De directie van Radio Veronica heeft er echter heel veel voor over ons nog drie maanden in dienst te houden, totdat de zender geheel klaar is. Daarom blijf ik nog drie maanden. De directie betaalt zo lang ons huis in Amerika dat we al gehuurd hadden.” Duidelijk werd het dat vader Günter eerder besloten had eind juli al bij Veronica te vertrekken maar dat de eigenaren hem overgehaald hadden tot eind september 1961 zijn werkzaamheden, begeleid door zijn zoons, voort te zetten.

Rondvragend bij andere bemanningsleden over de persoon van de chef technicus riep de Parool journalist nog wat antwoorden op als: “Het was soms wel een moeilijke vent voor ons. Hij wist de zaken dikwijls prachtig te ‘versieren’.” Dat versieren stond dan bijvoorbeeld voor de radiocommunicatie met de wal toen Radio Holland de verbindingen met Radio Veronica in opdracht van de overheid moest verbreken. Toch bleek er zo nu en dan verbinding met de wal mogelijk en op de vraag hoe dit dan toch mogelijk was antwoordde een van de bemanningsleden: “Wat voor oplossing dat was gaat niemand anders wat aan.”

Ook de vlag, waaronder de Borkum Riff voor anker zou gaan liggen (die van Panama) was al ingetrokken en toch had de directie van Veronica, via haar Veronica Anstalt in Liechtenstein een (eigenlijk twee) registraties kunnen regelen. De daarbij behorende certificaten en vlaggen waren echter voor niemand zichtbaar. Ze lagen veilig opgeborgen in een gesloten lade in de kapiteinshut. De journalist probeerde ook achter een oplossing van dit raadsel te komen en kreeg als antwoord: “Geen commentaar, dat blijft een mysterie.’’ De vlaggen zijn sinds 1994 ondergebracht in het historisch radioarchief van Hans Knot, destijds verpakt in vetvrij papier overgedragen door Hendrik (Bull) Verweij.

Ook werd een gesprekje gevoerd met machinist Kootje van Ieperen, terwijl hij ook zijn hut aan de journalist liet zien: “Dat varen van en naar het schip is meestal niet het ergste.Wanneer je echter moet gaan overspringen op de Veronica en er een briesje wind kracht zeven staat, dan bijt je wel eens op je lippen weet je. Verdrinken mag dan geen grapje zijn. Ik voel er nog minder voor om tussen twee stalen platen fijn gemangeld te worden.”

Rond die tijd werd de MV Wiebe, een gemotoriseerde pendelboot, door de scheepvaartinspectie in beslag genomen en dus kwam ook de vraag hoe de bemanning heen en weer ging en er verder goed bevoorraad kon worden. Aan boord van de Borkum Riff werd verteld dat ze op dat moment van diverse kleine bootjes gebruik maakten en ondanks dat het illegaal was, kwam het allemaal goed, mede doordat Günter het een en ander versierde. Wel was het duidelijk dat het in de haven van Scheveningen niet zo goed meer lukte en men de bevoorrading in die tijd had verplaatst en dus dit vanuit de haven van IJmuiden werd geregeld. Wel kostte dat, gelang naar het weer, drie tot vijf uur meer tijd. De journalist had het eerder in zijn verhaal over een stralende zonnige dag met rustig weer maar werd verrast door het snelle ommekeer van de weersituatie op zee.

‘Zo’n tocht met een klein bootje op de Noordzee is bepaald niet altijd een pretje. Dat heb ik op de terugweg ervaren toen we door de plotseling opkomende wind in moeilijkheden raakten en op het nippertje de haven van IJmuiden weer veilig binnenliepen. We waren met tien man: een schipper met zijn vrouw, een bevriend echtpaar met hun zoon, een vriend met zijn twee kleine jongens, de heer Herrmann die naar zijn schip terug moest, en ik. Ons pendelbootje was een klein vletje van vijf bij anderhalve meter. Dit zonder enige accommodatie en zonder reddingsmiddelen aan boord. Op de terugweg, ’s avonds tegen half zeven, sloeg ter hoogte van Katwijk het weer plotseling om. Binnen een half uur scheen de Noordzee te koken en was het vletje een machteloos stukje wrakhout, waarin men zich met de grootste moeite staande kon houden. Het scheepje rolde en stampte, terwijl de golven hoog over de lage opbouw heensloegen tegen de raampjes van de verder grotendeels open cabine. Opzij sloeg het water tegen de lage boorden en liep er soms overheen. Dat duurde drie uur lang en ik dacht dat we het niet meer zouden redden. Het was de enige gedachte die mij en de vier andere mannen beheersten. De twee vrouwen dachten niet meer, maar hadden zich overgegeven aan hun angst en lagen half in zwijm. De twee kleine jongens hielden zich krampachtig vast en leken wezenloos.’

Gelukkig was de kapitein wel vaker op zee geweest en bij lange na niet zo benauwd als later in de krant in woord verscheen. Hij gooide zijn bootje tegen de noordwester golf in en kwam daarmee eigenlijk verder op zee en meer uit de kust weg. Totdat het moment ontstond dat er wel veiliger een weg naar de haven van IJmuiden kon worden gevonden. Op zoek naar dat ene rode punt, de vuurtoren van de havenplaats in de verte. Maar andermaal zag de journalist het ergste gebeuren want het lukte niet de haven op eigen kracht direct binnen te varen: ‘Bijdraaien was onmogelijk echt levensgevaarlijk, maar als een wonder kwam daar ineens de loodsboot van IJmuiden naar buiten. De bemanning van dit schip zal ons amper gezien hebben want we voerden geen verlichting. Maar aan de zij van de loodsboot was het gelukkig zo rustig dat het mogelijk werd te draaien en met de zware golfslag achter op de pieren af te steuren.’ Vijf uur na het vertrek vanaf de Borkum Riff was het scheepje de haven veilig ingevaren. Rillend en kletsnat klom de bemanning de kade op en riep de journalist: “Nooit meer!”

Maar er was nog een andere journalist die het zendschip voor de Nederlandse kust had bezocht en wel vlak voordat de eerder genoemde MV Wiebe, het eerste bevoorradingsschip van Radio Veronica, gedwongen uit de vaart werd genomen. Volgens de schrijver van het artikel, dat in mei 1961 in Elsevier verscheen, ging iedere morgen rond half elf een klein vissersbootje de haven van Scheveningen uit, of het nu mooi of slecht weer was. Onder leiding van schipper Arie den Dulk werd het bootje, de MV Wiebe, tussen de toenmalige pierhoofden de zee opgestuurd richting het zendschip van Radio Veronica. Meestal bestond de lading uit muziekbandjes. De journalist constateerde dat er in het daaraan voorafgegane jaar geen enkele boot zo in de belangstelling had gestaan dan de Borkum Riff van Radio Veronica: ‘Zeven mijl uit de kust ligt de Veronica al ruim een jaar. Géén boot heeft de laatste tijd zo langdurig in de belangstelling gestaan als het veertig jaar oude lichtschip van Veronica. De belangstelling gaat echter niet zo zeer uit naar het schip als wel wat er op gebeurt. Nederland heeft namelijk meer als een jaar lang commerciële radio. Dat wordt vanaf de Veronica uitgezonden en door vele luisteraars gewaardeerd. Een ouderpaar in Monnikendam is zelfs zo enthousiast dat ze hun dochter de naam ‘Veronica’ gaf.’

Maar niet iedereen was in die tijd blij met de aanwezigheid van het eerste commerciële radiostation, dat vanuit internationale wateren de programma’s uitstraalde. Vooral de PTT was op jacht en in een publicatie was er zelfs gerept over een ‘piratenschip met ongedierte aan boord.’ Op het pendelbootje dat dagelijks heen en weer ging tussen Scheveningen, het zendschip en andermaal de haven van Scheveningen, waren naast Den Dulk ook vier matrozen aanwezig. Eén van de acties van de autoriteiten was dat de Scheepvaartinspectie telkens het schip voor herkeuring opriep en er ontzettend vaak wat aan veranderd diende te worden. Den Dulk: ‘Alle bepalingen zijn er minutieus op toegepast, maar nu voldoet het aan de eisen en moet men het iedere dag met lede ogen naar de Veronica laten gaan.’

De eerste maanden van uitzending in het voorjaar en de zomer van 1960 was het helemaal verboden een verbinding met de Veronica te onderhouden. Zelfs een visser, die te dicht bij de Borkum Riff kwam, moest rekening houden met inspectie. Er werd dan gedreigd met intrekking van de visvergunning als men weer in ‘overtreding’ zou gaan. Loze dreigementen natuurlijk, maar het gebeurde wel. De overheid wilde gewoon het zendschip op die manier isoleren en tot opgave dwingen. Arie den Dulk: “In die tijd werden we wel eens vanuit de lucht geproviandeerd en van muziekbandjes voorzien. Nu wordt alles door de douane gecontroleerd en worden de muziekbanden volledig legaal uitgevoerd. Zo hoeven wij ook niet vanuit een vliegtuig te worden gedropt, maar kunnen we rustig in een uur tijd naar het zendschip varen.’

Gelukkig wist de journalist van Elsevier Weekblad ook te relativeren en schreef: ‘Een wrak? Een mooi elegant schip met twee masten. En aan boord piraten? Vrolijke jongens Scheveningers in hart en nieren, die plezier in hun zender en werk hebben.’ En ook in dit artikel komt de familie Herrmann weer voorbij en wel tijdens de beschrijving van de studio: ‘Midden in het schip staat de zender, bediend door vader en zoon Herrmann (20) – om de week lossen ze elkaar af - en bandjesdraaier R. Doets (18). De opnamestudio’s zijn in Hilversum; alles wordt op bandjes opgenomen. Een kleine duizend bandjes stonden er langs de wanden. De vier matrozen doen om de week dienst op de Veronica of op de pendelboot. Matrozen die alle zeeën hebben bevaren.’

Op de vraag waarom ze gekozen hadden voor dit leven bij Veronica antwoordde één van hen: “In de eerste plaatst zit er een beetje sport in dit hele geval en verder zijn we nu meer bij onze vrouwen dan vroeger. Tegenwoordig zitten we ook niet meer zo geïsoleerd en de vissersboten mogen opeens ook weer langs komen.” Ter bewijsvoering ging de kok naar de kombuis en kwam terug om aan de journalist een mand met vis te laten zien die net daarvoor door een bevriende visser was afgegeven aan boord van de Borkum Riff. Ook deze journalist liet één van onze hoofdrolspelers aan het woord door te vragen waarom juist gekozen was voor het werken op zee: “Ik verdien bijna niets méér dan ik aan land zou verdienen. Ik doe dit werk echter met enthousiasme. Al ben ik soms wel erg zeeziek. Laatst met die storm, windkracht 11, was ik echt doodziek. Maar toch moesten we zenden. Het ergste vond ik echter toen de zender door kortsluiting uitviel. Er was een golf over het boeglicht geslagen.” Arie den Dulk benadrukte vervolgens nog even dat men te maken had met een stabiele boot door op Herrmann aan te vullen: “Toen is trouwens wel gebleken dat de Veronica beslist geen wrak is”.

Matroos de Ruiter was de volgende persoon die in het betreffende artikel aan het woord kwam inzake het zware weer: “Toch is het jammer dat we na zo’n zware storm niet via Radio Scheveningen of een andere telefoonverbinding onze vrouwen gerust kunnen stellen. De PTT weigert namelijk een telefoonverbinding.’ Ook werd ingegaan op de beluistering van het station door de journalist: ‘Veertig procent van de Nederlanders luistert regelmatig naar Radio Veronica. Dit staat te lezen in het NIPO onderzoek van 8 november 1960. Als straks de sterke zender in gebruik wordt genomen zal men ook in het oosten van Nederland Radio Veronica kunnen ontvangen. In november vorig jaar (1960) kon 49% van de Nederlandse bevolking het signaal van Veronica al ontvangen.’

Het was de latere bekende Ferry Hoogendijk die voor Elsevier ook op bezoek ging bij de directie van Radio Veronica: “Onze zender is zuiver commercieel”, zei Dirk Verweij, “politiek en godsdienst komen bij ons niet voor de microfoon, wat ze daar ook voor willen betalen. Rode Kruis, hulpacties, Dierenbescherming en dergelijke mogen over onze zender gratis reclame maken. We geloven dat we op de goede weg zijn. We krijgen soms drieduizend brieven per week op één van onze programma’s. Dat is duizend meer dan Radio Luxembourg normaliter krijgt. Miljoenen mensen luisteren naar ons blijkens een recent NIPO onderzoek. We willen het liefst zo snel mogelijk erkend worden, dan wordt de schatkist via de belastingsgelden er ook nog beter van.“

Hoogendijk toetste de bereidheid bij de PTT door te informeren naar het telefoonnummer van Radio Veronica maar kreeg nul op het rekest. Hij meldde in zijn verhaal dat ze niet mee wensten te werken. Wel was die mogelijkheid er, na enig overleg, bij de Rijkstelefoondienst. Dick Verwey: “Toch zijn we goede klanten van de PTT. Misschien worden we nog eens goede vrienden. Ik heb met het Nieuwe Jaar een kalender van de PTT cadeau gekregen. Maar die was denk ik voor de textielfabriek Verweij en niet voor de directeur van Radio Veronica.” De MV Wiebe zou niet veel later alsnog uit de vaart worden genomen en door diverse andere boten vanuit IJmuiden worden vervangen.

Gelukkig zouden er in de daarop volgende 14 jaren, totdat de Norderney – het tweede zendschip van Radio Veronica dat in de zomer van 1975 alsnog de sluizen van IJmuiden passeerde richting de haven van Amsterdam - nog honderden malen een tender richting ‘De Veronica’ varen. Dit zowel vanuit IJmuiden en later voornamelijk weer vanuit de haven van Scheveningen, waarbij de tweede officiële tender, de Ger Anne werd ingezet. Op enkele kleine incidenten na zijn er nooit echte slachtoffers gevallen. Dankzij goede en voortvarende bemanningsleden van de tenders, voornamelijk de Ger Anne, die altijd de andere mensen veilig van land naar het zendschip brachten en ook de thuishaven weer zonder problemen wisten te halen. Dank aan Dave Rehl voor het bijdragen aan het completer maken van de toch al breed beschreven historie van Radio Veronica.

HANS KNOT @ 2007